Zoönosen

Zoönosen zijn infecties die van dieren op mensen en van mensen op dieren kunnen worden overgedragen. Organismen zoals bacteriën, virussen, parasieten en schimmels veroorzaken zoönosen. Ze worden overgedragen via voedsel, water en via contact met dieren. Ook kunnen ze worden overgedragen via geleedpotigen zoals muggen en teken. Voorbeelden zijn rabiës, psittacose (papegaaienziekte) en Q-koorts.

Waar komen zoönosen vandaan?

Zoönosen zijn er altijd geweest. Door reizen, internationale handel en verandering van eet- en leefgewoonten kunnen wij vaker in contact komen met dieren die infecties bij zich dragen die ons ook ziek kunnen maken.

Ook kunnen nieuwe zoönosen ontstaan doordat de eigenschappen van organismen veranderen.

Welke zoönosen zijn er?

De meeste zoönosen die bij ons voorkomen, staan op de website van het RIVM. Daar staat ook welke dieren de ziekte kunnen overdragen. U kunt ze bekijken op de pagina Ziek door dier.

Op deze website vindt u informatie over de volgende zoönosen en de bijbehorende maatregelen:

Hoe verspreiden zoönosen zich?

Zoönosen verspreiden zich op de volgende manieren:

  • via voedsel
  • via direct en indirect contact met dieren
  • via geleedpotigen zoals muggen en teken

Overdracht via voedsel

De kans dat u een zoönose oploopt is via voedsel het grootst. Bijvoorbeeld als u rauw of onvoldoende verhit voedsel eet, zoals groenten. Of doordat bacteriën zoals salmonella en campylobacter via uw snijplank overspringen van bijvoorbeeld rauwe vis op ander voedsel. Dat heet ook wel kruisbesmetting.

Overdracht via dieren

U kunt ook een zoönose krijgen via contact met dieren. Dat kan gebeuren op de volgende manieren:

  • via direct contact met dieren
    Dit kan door direct contact met lichaamsstoffen van een besmet dier, zoals ontlasting, urine of speeksel. U kunt een infectie dus oplopen als u bijvoorbeeld gelikt of gebeten wordt. Een bekend voorbeeld is hondsdolheid (rabiës).
  • via indirect contact met dieren
    Dit kan als u indirect in aanraking komt met een dier, bijvoorbeeld via uitwerpselen of aerosolen (fijne waterdruppels). Voorbeelden hiervan zijn toxoplasmose via kattenpoep en Q-koorts via aerosolen.

Overdracht via geleedpotigen

  • Deze dieren heten ook wel vectoren. Bekende voorbeelden zijn muggen en teken. Als u wordt gebeten door een teek, kunt u bijvoorbeeld de ziekte van Lyme oplopen.

Hoe voorkomen, bestrijden en sporen wij zoönosen op?

Voor een aantal zoönosen geldt een meldingsplicht (bijvoorbeeld brucellose bij honden) en voor een aantal daarnaast ook een bestrijdingsplicht (bijvoorbeeld vogelgriep). Ondernemers in de levensmiddelenbranche, dierenartsen, dierenhouders en laboratoria spelen een belangrijke rol om verspreiding van deze ziektes tegen te gaan. Dat begint met het melding van een mogelijke verdenking op een zoönose. Na het melden doen wij onderzoek en nemen we als het mogelijk is maatregelen om de risico’s voor mensen en dieren zo klein mogelijk te maken.

Zoönosen mogen we opsporen ook op basis van de Gezondheidswet, waarin wij samen met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) aangewezen worden als onderdelen van het Staatstoezicht op de volksgezondheid. Door deze wet kan de GGD bij een vermoedelijk geval van zoönose bij mensen een beroep op ons doen om de bron van de besmetting op te sporen en als het mogelijk is weg te halen. 

Bron van de besmetting

Als wij een melding hebben ontvangen, onderzoeken wij de situatie en achterhalen de bron van de besmetting. Vervolgens nemen we als het mogelijk is maatregelen om de risico’s voor mensen en dieren zo klein mogelijk te maken.

Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat wij besmette levensmiddelen uit de handel laten halen. Winkels roepen verkochte producten dan terug via hun website en sociale media. Op die manier voorkomen wij verdere verspreiding.

Is er sprake van een groot risico? Dan kan de minister van VWS samen met de minister van LVVN zorgen dat het verplicht wordt de zoönose te melden en te bestrijden. Dit is bijvoorbeeld gebeurd bij de SARS-CoV-2-infectie bij nertsen.

Onderzoek naar zoönosen

We doen monitoring, onderzoek en risicobeoordelingen over zoönosen en communiceren we bevindingen in rapporten en adviezen. Om dit te realiseren werken we samen met vele regionale, nationale en internationale organisaties. Zo zijn wij zijn onderdeel van de zoönosenstructuur en dragen we bij aan allerlei initiatieven om voorbereid te zijn op pandemieën.

Meer informatie

Wilt u meer lezen over zoönosen en voedselinfecties? Bekijk dan de diverse rapporten zoals Staat van zoönosen, Vademecum zoönosen en EU One Health Zoonoses reports.