Vrijstelling voor gewasbeschermingsmiddelen
Sectoren in de land- en tuinbouw kunnen een vrijstelling voor een gewasbeschermingsmiddel aanvragen. De minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) beslist over de aanvraag. De NVWA geeft advies aan de minister.
Wat is een vrijstelling?
Boeren en tuinders gebruiken gewasbeschermingsmiddelen om insecten, schimmels, onkruid of andere schadelijke organismen in hun teelt of gewas te bestrijden. Zij mogen alleen middelen toepassen die hiervoor zijn toegelaten.
In uitzonderlijke situaties mogen boeren en tuinders een middel gebruiken dat voor die bestrijding eigenlijk niet is toegestaan. Dit mag alleen voor een korte periode. De sector moet hiervoor eerst een vrijstelling aanvragen bij de minister van LVVN.
Een vrijstelling is mogelijk op basis van artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Een vrijstelling is geen gewone toelating. Dit zijn de belangrijkste voorwaarden bij een vrijstelling:
- Een middel wordt alleen vrijgesteld in een noodsituatie, als er geen andere oplossingen zijn.
- Een vrijstelling geldt voor een periode van maximaal 120 aaneengesloten dagen.
- Het middel mag alleen worden toegepast in de teelt of het gewas en tegen het organisme waarvoor vrijstelling is aangevraagd.
- Komt er een ander middel op de markt dat ook goed werkt? Dan wordt de vrijstelling direct stopgezet.
Wie kan een vrijstelling aanvragen?
Een vrijstelling wordt aangevraagd namens een sector in de land- en tuinbouw (ook wel: gewasgroep). De enige persoon die een aanvraag mag indienen is de Coördinator Effectief Middelen en Maatregelen Pakket (CEMMP) van een gewasgroep.
Wanneer kan een sector een vrijstelling aanvragen?
Een vrijstelling is alleen mogelijk als er sprake is van een noodsituatie. De teelt wordt bedreigd, en het gevaar is op geen enkele andere redelijke manier te beheersen. De CEMMP moet dit goed onderbouwen in de aanvraag en hiervoor ook documentatie aanleveren.
De sector mag ook een vrijstelling aanvragen als het middel nodig is voor geïntegreerde gewasbescherming (ook wel: IPM, Integrated Pest Management). Dit systeem beperkt het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen, onder andere door eerst preventieve maatregelen te nemen. Chemische middelen worden alleen ingezet als het echt niet anders kan. Soms is een vrijstelling nodig om dit systeem overeind te houden of te bevorderen.
In principe kan alleen een vrijstelling worden aangevraagd voor een gewasbeschermingsmiddel waarvan de werkzame stof is toegelaten in de Europese Unie (EU). Hierop is wel een uitzondering mogelijk. Een sector kan namelijk ook een transitievrijstelling aanvragen.
Transitievrijstelling
Een transitievrijstelling is een vrijstelling voor een gewasbeschermingsmiddel waarvan de werkzame stof niet meer is toegelaten in de EU. De toelating is dan niet verlengd en het middel is niet langer beschikbaar.
Dit betekent dat de sector anders moet gaan werken en de overstap moet maken naar duurzame land- of tuinbouw. Voor de overgangsperiode kan de sector dan een transitievrijstelling aanvragen. Daarbij gelden wel strenge voorwaarden. De sector moet een plan van aanpak aanleveren. Hierin staat beschreven op welke wijze en binnen hoeveel tijd de sector het einddoel wil bereiken.
Ook hier geldt dat het middel maximaal 120 aaneengesloten dagen gebruikt mag worden. Jaarlijks moet de sector een voortgangsrapportage aanleveren. Op basis daarvan wordt bepaald of de vrijstelling in stand blijft.
Ambtshalve vrijstelling
Naast de reguliere vrijstellingen en de transitievrijstelling is er ook de ambtshalve vrijstelling. Deze vrijstelling kan alleen door de NVWA worden aangevraagd. Het gewasbeschermingsmiddel is dan nodig om een quarantaine-organisme uit te roeien.
Wat gebeurt er na de aanvraag?
Dit gebeurt er nadat een CEMMP een aanvraag heeft gedaan.
De NVWA beoordeelt of er een noodsituatie is
Wij beoordelen of er een noodsituatie is op het gebied van gewasbescherming. Dit doen we aan de hand van de volgende criteria:
- Zijn er bijzondere omstandigheden?
- Is er gevaar voor de teelt?
- Kan het gevaar niet op een andere manier bestreden worden?
Blijkt het inderdaad om een noodsituatie te gaan? Dan vragen we het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) om een risicobeoordeling te maken.
Het Ctgb voert een risicobeoordeling uit
Het Ctgb kijkt naar de gezondheidsrisico’s voor mens, dier en milieu. Ook onderzoekt het Ctgb of er extra maatregelen nodig zijn om het middel veilig te kunnen gebruiken.
Kijk op de website van het Ctgb voor meer informatie over de risicobeoordelingen.
De NVWA maakt een landbouwkundig advies
In de risicobeoordeling van het Ctgb staat onder welke voorwaarden het middel veilig toegepast kan worden. Wij beoordelen of het voor de sector mogelijk is om zich aan die voorwaarden te houden, en ook of wij hierop kunnen handhaven.
De beoordelingen van de noodsituatie en de toepassingsvoorwaarden vormen samen het landbouwkundig advies. Bekijk de landbouwkundige adviezen die wij vanaf 2024 hebben uitgebracht.
De minister neemt een beslissing
Wij sturen het landbouwkundig advies en de risicobeoordeling naar de minister van LVVN. Die beslist of de vrijstelling wordt toegekend. De staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat is mede verantwoordelijk voor de beslissing.
De toegekende vrijstellingen staan in de Staatscourant en in de Toelatingen Databank van het Ctgb.