Tarragrond en afzet aardappelen
Regelgeving
De Uitvoeringsverordening voor aardappelmoeheid vermeldt dat aardappelen die afkomstig zijn van een perceel waar aardappelcystenaaltjes zijn aangetroffen veilig moeten worden verwerkt, zodat de aardappelcystenaaltjes zich niet met de afzet van de aanhangende grond ongecontroleerd kunnen verspreiden.
Voor dergelijke aardappelen zijn officiële maatregelen van toepassing. Deze maatregelen bestaan uit levering aan een erkend verwerkingsbedrijf. Dit bedrijf moet beschikken over een door de NVWA geaccepteerde afzetmethode van de tarragrond. De afzetmethode moet waarborgen dat geen ongecontroleerde verspreiding van aardappelcystenaaltjes naar landbouwpercelen plaatsvindt.
Betreffende onderdelen van de verordening waren in Nederland nog niet geïmplementeerd, de afgelopen jaren hebben de voorbereidingen hiervoor plaatsgevonden. Per teeltseizoen 2015 zijn de eisen aan de afzet van aardappelen geteeld op AM besmet terrein én aan de afzet van tarragrond van aardappelen door verpakkingsbedrijven en de verwerkende industrie in werking.
De verordening stelt geen eisen aan de wijze waarop telers met de aanhangende grond omgaan die op eigen bedrijf is vrijgekomen. Geadviseerd wordt om zodanige (hygiëne)maatregelen in acht te nemen dat verspreiding van aardappelcystenaaltjes niet plaatsvindt. Breng grond afkomstig van besmet terrein zeker niet naar een ander landbouwperceel.
Bedrijfstypen
In het kader van de uitwerking van de EU regelgeving zijn 5 groepen van ondernemers te onderscheiden, die te maken hebben met tarragrond afkomstig van AM besmetverklaard terrein.
Dit zijn achtereenvolgens:
- telers van aardappelen op AM besmetverklaarde grond
- handelaren die aardappelen van besmet verklaard terrein doorverkopen
- aardappelverwerkende bedrijven
- intermediairs
- grondgebruiker (teler) die tarragrond op een landbouwperceel aanwendt