Toezicht op voedselveiligheid tweekleppige weekdieren in productiegebieden 2017-2020
Op deze pagina leest u hoe wij toezicht houden op productiegebieden voor levende tweekleppige weekdieren. Tweekleppige weekdieren zijn schelpdieren zoals mosselen en oesters. Bekijk ook het toezicht op schelpdieren, gevangen buiten aangewezen productiegebieden.
Regelgeving
De gebiedsindeling en status van de gebieden staat in de Warenwetregeling levende tweekleppige weekdieren. Het nemen van monsters in de gebieden en de bijbehorende maatregelen (besluiten) staat in de Beleidsregels bemonsteringsplannen sanitaire monitoring. De basis hiervoor ligt in Europese regelgeving, zoals Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 en Verordening (EG) Nr. 853/2004. Daarnaast heeft Nederland sinds 2017 aanvullende regels voor de aanwezigheid van tetrodotoxine (TTX). Deze staan in de Beleidsregel Warenwet TTX in levende tweekleppige weekdieren.
Erkend verzendingscentrum
Levende tweekleppige weekdieren mogen alleen in de handel worden gebracht via een erkend verzendingscentrum, met uitzondering van pectinidae (onder andere Sint-jakobsschelpen). De uitzondering geldt voor pectinidae, maar ook voor manteldieren (zoals zakpijpen), mariene buikpotigen (onder andere wulken) en holothuroidea (zeekomkommers). Dit omdat het geen filterende dieren zijn, terwijl bijvoorbeeld mosselen en oesters wel filterende dieren zijn (zie Microbiologie (E. coli)). Deze uitgezonderde soorten mogen buiten de vastgestelde productiegebieden worden gevist. Deze dieren mogen niet alleen in de handel gebracht worden via een verzendingscentrum, maar ook via een visveiling of een verwerkingsbedrijf.
De wetgeving voor levende tweekleppige weekdieren is grotendeels ook van toepassing voor levende stekelhuidigen/holothuroidea, levende manteldieren en levende mariene buikpotigen.
Zelfcontrole
Naast onze controles moeten bedrijven die tweekleppige weekdieren in de handel brengen zelf ook controles uitvoeren om er voor te zorgen dat de producten voldoen aan de maximumwaarden, limietwaarde en grenswaarde met name voor mariene biotoxinen en Escherichia coli. Zie Toezicht op voedselveiligheid bij bedrijven die vis-, schaal- en schelpdieren verwerken.
Risico's
Microbiologie (E. coli)
In het watermilieu komen allerlei micro-organismen voor. Tweekleppige weekdieren leven in of op de zeebodem en filteren het water om er voedingsstoffen uit te halen, en in het water kan microbiologische vervuiling aanwezig zijn. Microbiologische vervuiling van oppervlaktewater komt met name door lozingen via rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI's), gemalen, schepen, et cetera.
Door het filterende vermogen van de weekdieren kunnen onder andere virussen en bacteriën zich ophopen in hun lichaam. Dit kan resulteren in een concentratie die ziekte bij de mens kan veroorzaken. Escherichia coli (E. coli) wordt gebruikt als indicator voor fecale verontreiniging.
Fytoplankton en mariene biotoxinen
De meeste mariene biotoxinen worden geproduceerd door specifieke soorten fytoplankton. Tweekleppige weekdieren filteren het water met de fytoplankton, waardoor eventueel aanwezige mariene biotoxinen zich kunnen ophopen in de dieren. Wanneer mensen tweekleppige weekdieren (inclusief de overige soorten waarvoor deze wetgeving van toepassing is) consumeren met een gehalte boven de maximumwaarde aan mariene biotoxine dan kunnen er verschillende symptomen optreden. Er wordt hierbij in het algemeen onderscheid gemaakt in drie toxinegroepen:
- ASP (amnesic shellfish poison oftewel amnesische schelpdiergif) met symptomen als diarree en geheugenverlies
- PSP (paralytic shellfish poison oftewel paralytisch schelpdiergif) waarbij tintelingen en verlammingsverschijnselen kunnen optreden
- DSP (diarrhetic shellfish poison oftewel diarretisch schelpdiergif) met als voornaamste symptoom diarree.
Naast deze toxinegroepen worden de Nederlandse productiegebieden ook gecontroleerd op TTX (tetrodotoxine) en geldt er een nationale limietwaarde. TTX is een neurotoxine dat in kleine hoeveelheden al gevaarlijk kan zijn voor mensen en vergelijkbare symptomen kan geven als PSP.
De heftigheid van de symptomen hangt af van soort mariene biotoxine, de gevoeligheid van de persoon en de hoeveelheid die gegeten wordt. In een ernstig geval kan dit tot de dood leiden.
Chemische contaminanten
Chemische vervuilende stoffen (contaminanten) komen deels van nature voor in de lucht, het water en de bodem. Daarnaast komen de stoffen in het milieu terecht vanuit de industrie, verbranding en afvalstromen. Er wordt onderzoek gedaan naar drie groepen chemische contaminanten:
- zware metalen (lood, cadmium en kwik)
- dioxinen en polychloorbifenyl (PCB’s)
- polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s)
Sommige van deze stoffen zijn moeilijk afbreekbaar en hopen zich op in (vet)weefsel van mensen en dieren. Te hoge inname van deze contaminanten kan schadelijk zijn voor de gezondheid. Langdurig hoge inname van zware metalen via voeding kan zorgen voor schade aan nieren, lever en hersenen. Dioxinen en PCB’s kunnen onder andere zorgen voor leveraandoeningen en kanker. PAK's zijn ook kankerverwekkende stoffen, die voorkomen in het milieu, maar ook kunnen ontstaan tijdens het drogen of verhitten (bijvoorbeeld bij roken, barbecueën of grillen).
Niet-gereguleerde stoffen/ziekteverwekkers
Met name norovirus in tweekleppige weekdieren zorgt wereldwijd voor ziekte-uitbraken bij mensen, voornamelijk na het eten van rauwe producten. Daarnaast zijn er ook mariene biotoxinen die in Europa (nog) niet voorkomen of waarvan niet duidelijk is welk effect de toxine heeft op het menselijk lichaam.
Voor norovirus, maar ook voor nieuwe, onbekende mariene biotoxinen is (nog) geen regelgeving. Wanneer echter duidelijk is dat consumenten ziek worden van een partij tweekleppige weekdieren moeten uiteraard wel passende maatregelen genomen worden om het risico weg te nemen.
Norovirus (GI en GII) en hepatitis A (HAV)
Er zijn verschillende genotypen norovirus, waarvan genotype 1 (GI) en 2 (GII) de voornaamste veroorzakers zijn van ziekteverschijnselen van norovirus bij mensen. Norovirussen zijn erg besmettelijk en kunnen bij mensen zorgen voor klachten zoals braken, diarree, misselijkheid, koorts, hoofdpijn, buikpijn en/of buikkramp.
Een besmetting met norovirus kan plaatsvinden van mens op mens, maar het is bekend dat norovirussen ook voor kunnen komen bij levensmiddelen zoals tweekleppige weekdieren. Ziekte door het eten van tweekleppige weekdieren besmet met norovirus gebeurt met name als deze rauw of onvoldoende verhit gegeten worden.
Hepatitis A is een leverontsteking die veroorzaakt wordt door het hepatitis A-virus. De verschijnselen zijn over het algemeen mild. Bij volwassenen kunnen de klachten, vermoeidheid en lichte koorts, gepaard gaan met geelzucht (onder andere geel kleuren van huid en oogwit).
Nieuwe, onbekende mariene biotoxinen
Er komen wereldwijd veel verschillende mariene biotoxinen voor bij schelpdieren, in Europa is slechts een deel gereguleerd. Dit wordt deels verklaard omdat niet alle mariene toxinen voorkomen in Europa of dat er nog onvoldoende data beschikbaar is over het voorkomen van de mariene toxine in Europa of de toxiciteit (giftigheid) van de mariene biotoxine.
Door onder andere klimaatverandering kunnen deze mariene biotoxinen mogelijk ook in Europa aangetroffen worden. Brevetoxine komt bijvoorbeeld onder andere voor bij schelpdieren in de Golf van Mexico, maar is nauwelijks aangetoond in Europa. Het zorgt bij mensen voor symptomen als tintelingen, spierpijn, hoofdpijn en ademnood.
In 2018 is brevetoxine voor het eerst in Frankrijk aangetroffen in mosselen in Corsica. Onderzoek liet zien dat de gevonden waarden lager waren dan de concentratie die mogelijk een gevaar op kan leveren voor de volksgezondheid. In Nederland is deze mariene biotoxine nog niet aangetroffen (zie Overige onderzoeken in productiegebieden).
Van sommige mariene biotoxinen is niet bekend of deze problemen geven bij mensen of hoeveel men ervan moet eten om ziek te worden, maar is wel bekend dat het problemen geeft bij sommige diersoorten. Wanneer nieuwe, opkomende mariene biotoxinen worden gevonden beoordeelt men in hoeverre dit een gevaar kan zijn voor de volksgezondheid.
Schelpdieren rapen
In de Uitvoeringsregeling visserij staat een vrijstelling voor het handmatig rapen van schelpdieren voor eigen gebruik, tot maximaal 10 kg bruto per persoon per dag. Het rapen van schelpdieren is niet toegestaan in verboden (natuur)gebieden en verpachte gronden (visgronden, schelpdierpercelen).
Het rapen van schelpdieren kan gezondheidsrisico’s met zich meebrengen, doordat dicht langs de kust en op droogvallende stukken wordt geraapt. Op deze plekken kunnen (veel) vogels of andere vervuilingsbronnen aanwezig kunnen zijn. De ontlasting van mensen en dieren, waaronder vogels, bevatten onder andere bacteriën en virussen die, via het water, door schelpdieren kunnen worden opgenomen.
Bovendien zijn er signalen dat mensen hun vangst aan de horeca of via andere kanalen verkopen, wat niet is toegestaan. Dit kan problemen geven bij het traceren van de partij voor het onderzoek naar de oorzaak bij eventuele ziektegevallen. De meeste levende tweekleppige weekdieren mogen enkel in de handel worden gebracht via een verzendingscentrum.
Wanneer er wordt geraapt of verzameld en de producten zijn niet voor eigen gebruik, dan gelden er verschillende voorwaarden: onder andere dat er een vergunning nodig is voor het verzamelen van de producten, dat specifieke informatie hierover verstrekt wordt aan ons en dat gebruik gemaakt wordt van specifieke documenten en verzendingscentra (of andere toegestane erkende bedrijven) voor het in de handel brengen van de producten. Wordt niet voldaan aan de voorwaarden dan handhaven wij volgens ons interventiebeleid.
Import en intraverkeer (verplaatsingen)
Door import en intraverkeer kunnen met partijen tweekleppige weekdieren organismen of stoffen meekomen die niet van nature in de Nederlandse wateren voorkomen. Een partij schelpdieren kan bijvoorbeeld een mariene biotoxine die nog niet in Nederland voorkomt. Daarnaast kan dit proces ook op andere manieren plaatsvinden zoals via ballastwater van schepen dat in contact komt met lokaal water.
Klimaatverandering
Onder invloed van de klimaatverandering wordt er warmer, maar ook extremer weer verwacht. Vooral in de zomermaanden zorgt dit voor opwarming van het water in de productiegebieden. Dit heeft effect op bijvoorbeeld de samenstelling van algen en bacteriën.
Ook kan extremere neerslag ervoor zorgen dat niet al het rioleringswater via een rioolzuiveringsinstallatie wordt geleid voordat het geloosd wordt in oppervlaktewater. In zo'n geval komen dan met dit rioolwater (ongewenste) voedingsstoffen en andere stoffen mee, die zich kunnen ophopen in tweekleppige weekdieren.
Toezicht
Wij houden toezicht op de productiegebieden voor levende tweekleppige weekdieren. In deze gebieden worden schelpdieren zoals mosselen en oesters gevist en gekweekt. De dieren in deze productiegebieden worden onderzocht op Escherichia coli (E. coli, een bacterie die onder andere voorkomt in de darmen van mensen), mariene biotoxinen (natuurlijke giftige stoffen) en chemische contaminanten.
Daarnaast wordt het water in productiegebieden onderzocht op fytoplankton, die mogelijk mariene biotoxinen kunnen produceren. Binnen productiegebieden liggen ook verwatergebieden. Mosselen en oesters in de verwatergebieden worden gecontroleerd op E. coli. De verwatergebieden zijn bedoeld om onder andere zand te verwijderen uit de dieren en om ervoor te zorgen dat ze in een goede conditie blijven.
Daarnaast nemen wij maatregelen (besluiten) wanneer er een overschrijding plaatsvindt. De resultaten en besluiten worden gepubliceerd op de pagina Status productiegebieden tweekleppige weekdieren.
E. coli/Klasse
Op basis van het onderzoek op E. coli worden de productiegebieden in Europa verdeeld in 3 verschillende klassen, afhankelijk van de aangetroffen hoeveelheid E. coli die hieronder staan weergegeven (‘Kve’ staat voor kolonievormende eenheden: een maat voor de concentratie van het aantal bacteriën op een product):
- Klasse A: 80% van de monsters bevatten minder dan 230 kve E. coli per 100g. vlees en schelpvocht. Maximaal 20% van de monsters bevatten tot en met 700 kve E. coli per 100g. vlees en schelpvocht
- Klasse B: 90% van de monsters minder dan 4.600 kve E. coli per 100g. vlees en schelpvocht, maximaal 10% van de monsters tot 46.000 kve E. coli per 100g. vlees en schelpvocht
- Klasse C: 100% van de monsters tot en met 46.000 kve E. coli per 100g. vlees en schelpvocht
- Gesloten: meer dan 46.000 kve E. coli per 100g. vlees en schelpvocht
Er zijn in Nederland 14 geclassificeerde productiegebieden voor levende tweekleppige weekdieren, die allemaal op dit moment Klasse A zijn. Jaarlijks wordt gekeken of de gebieden nog voldoen aan de voorwaarden voor Klasse A. Voor de verwatergebieden geldt dat het product wat daar gebracht wordt al moet voldoen aan Klasse A.
Wordt tijdelijk niet voldaan aan de voorwaarden voor Klasse A, dan worden de gebieden tijdelijk gedeclasseerd naar een lagere Klasse, of in een uiterst geval gesloten. Ook voor de overschrijdingen van fytoplankton, mariene biotoxinen en chemische contaminanten kunnen besluiten genomen worden (zie Inspectieresultaten).
Hoe meer E. coli wordt aangetroffen, hoe moeilijker het wordt om de dieren levend (hierna: producten) in de handel te brengen. Zo mogen levende producten uit een Klasse A-productiegebied direct naar een verzendingscentrum, maar moeten levende producten uit een Klasse B-gebied eerst naar een zuiveringscentrum om ervoor te zorgen dat het aantal E. coli bacteriën omlaag gaat.
Producten een Klasse C-gebied moeten eerst voor een langere periode naar een apart gebied (heruitgezettingsgebied). Producten uit een Klasse A, B of C-gebied mogen ook in de handel worden gebracht nadat ze in een bedrijf voor verwerkte visserijproducten een toegestane behandelingsmethode hebben ondergaan, zoals koken gedurende een bepaalde tijd en temperatuur.
Per jaar worden bijna 1.300 schelpdiermonsters genomen, die worden geanalyseerd op E. coli., naast zo'n 330 watermonsters voor analyse op fytoplankton en 390 schelpdiermonsters voor analyse op mariene biotoxinen. Per productiegebied wordt jaarlijks 1 schelpdiermonster genomen voor chemische contaminanten (figuur 1).
Aantal genomen schelpdier- en watermonsters voor analyse van de verschillende stofgroepen
Jaartal | E.coli Klasse | Fytoplankton | Mariene biotoxinen | Chemische contaminanten |
---|---|---|---|---|
2017 | 1286 | 326 | 403 | 14 |
2018 | 1297 | 349 | 382 | 14 |
2019 | 1262 | 320 | 383 | 14 |
2020 | 1289 | 347 | 394 | 14 |
Inspectieresultaten
Wanneer er overschrijdingen aangetroffen worden in de gebieden dan nemen wij een juridisch besluit. In het besluit staat aan welke voorwaarden ondernemers moeten voldoen om alsnog producten in de handel te brengen, uitgezonderd wanneer een gebied tijdelijk wordt gesloten.
De soort overschrijding zorgt daarbij voor verschillende besluiten. Zo zorgt een E. coli-overschrijding voor een tijdelijke declassering, omdat deze producten niet langer direct geschikt zijn voor menselijke consumptie. Een biotoxine-overschrijding zorgt voor een sluiting van het gebied, waardoor visserij tijdelijk niet is toegestaan.
De bedrijven moeten bij het vissen of verwerken rekening houden met de besluiten, zo mogen de producten uit een gebied met een declassering naar een Klasse B-productiegebied tijdelijk niet rechtstreeks verzonden worden naar een verzendingscentrum.
E. coli/Klasse
Voor de bepaling van E. coli worden per monstername vijf schelpdiermonsters genomen. Wanneer de gevonden waarde in één of meerdere monsters van een productiegebied hoger zijn dan de grenswaarde die zijn opgenomen in Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627, dan komt het gebied tijdelijk in een lagere klasse (declassering van Klasse A naar Klasse B).
Om alsnog producten uit dit gebied in de handel te brengen zijn er 2 opties:
- de producten zuiveren in een zuiveringscentrum, waar de hoeveelheid E. coli onder de grenswaarde kan worden gebracht, de producten kunnen daarna via een verzendingscentrum levend in de handel worden gebracht
- de schelpdieren worden verhit in een bedrijf voor verwerkte visserijproducten (zie ook Toezicht)
In het gebied zelf worden opnieuw monsters genomen. Wanneer de uitslag weer onder de grenswaarde van de Klasse A criteria is trekken we het besluit weer in. De tweekleppige weekdieren kunnen dan vanuit het productiegebied weer rechtstreeks worden verstuurd via een verzendingscentrum.
De gevonden E. coli-overschrijdingen in Nederland zijn vaak laag en van korte duur. Over het algemeen voldoen alle uitslagen weer bij de eerste herbemonstering weer aan Klasse A en kan de tijdelijke verlaging naar Klasse B worden ingetrokken. Jaarlijks worden een aantal keer besluiten genomen voor de klasse-indeling van een gebied, zie figuur 2.
In de meeste gevallen werd een gebied gedurende een week tijdelijk gedeclasseerd van een Klasse A naar een Klasse B-gebied. Er vond geen declassering plaats naar een Klasse C-gebied of sluiting op basis van de aanwezigheid van E. coli.
Fytoplankton en biotoxinen
Het watermonsters uit de productiegebieden worden onderzocht op verschillende soorten fytoplankton die mogelijk mariene biotoxine kunnen vormen, de schelpdiermonsters worden onderzocht op mariene biotoxinen.
Wanneer wij fytoplankton boven een maximumgehalte aantreffen die is opgenomen in nationale regelgeving (Beleidsregels bemonsteringsplannen sanitaire monitoring) nemen we uit voorzorg een besluit om te voorkomen dat er mogelijk tweekleppige weekdieren met mariene biotoxine boven de limietwaarde (TTX) of maximumwaarde (overige mariene biotoxinen) worden verkocht (early warning-systeem).
De maatregelen in het besluit bestaan onder andere uit extra monstername van partijen uit het gebied door bedrijven op mariene biotoxine, daarnaast kunnen bedrijven ook kiezen voor een verlengde wachtperiode waarna de producten uit het gebied alsnog in de handel mogen worden gebracht.
Wanneer we mariene biotoxine boven de maximumwaarde of limietwaarde aantreffen die zijn opgenomen in Verordening (EG) Nr. 853/2004 en nationale regelgeving (Beleidsregel Warenwet TTX, specifiek voor TTX) dan wordt het gebied tijdelijk gesloten voor schelpdiervisserij.
In de periode van 2017 tot en met 2020 worden jaarlijks een aantal keer besluiten genomen voor de aanwezigheid van fytoplankton boven het maximumgehalte, en worden er vanaf 2019 ook besluiten genomen voor de aanwezigheid van biotoxine boven de limietwaarde, zie tabel 2. Alle overschrijdingen voor de aanwezigheid van biotoxine waren vanwege TTX. Voor de overige biotoxinen zijn geen besluiten genomen.
Chemische contaminanten
Mochten er chemische vervuilende stoffen worden aangetroffen boven de maximumgehaltes zoals opgenomen in Verordening (EG) nr. 1881/2006 in een productiegebied, dan is visserij op tweekleppige weekdieren in dat gebied niet toegestaan. Er zijn in de periode van 2017 tot en met 2020 geen besluiten genomen voor chemische contaminanten, zie figuur 2.
Aantal overschrijdingen met opgelegde besluiten met maatregelen in de productiegebieden van de verschillende stofgroepen
Jaartal | E.coli Klasse | Fytoplankton | Mariene biotoxinen | Chemische contaminanten |
---|---|---|---|---|
2017 | 4 | 11 | 0 | 0 |
2018 | 5 | 9 | 0 | 0 |
2019 | 1 | 4 | 1 | 0 |
2020 | 5 | 4 | 2 | 0 |
Na een overschrijding wordt altijd het gebied opnieuw bemonsterd om na te gaan of er nog altijd sprake is van een overschrijding. Is er niet langer sprake van een overschrijding dan kan het tijdelijke besluit weer ingetrokken worden.
Overige onderzoeken in productiegebieden
Naast E. coli, fytoplankton, mariene biotoxinen en chemische contaminanten wordt er ook onderzoek gedaan naar norovirus, hepatitis A en nieuwe, onbekende mariene biotoxinen waarvoor (nog) geen wetgeving is.
Norovirus (GI en GII) en hepatitis A (HAV)
Hoewel E. coli gebruikt wordt als maat voor met name norovirus, blijkt uit Europees onderzoek dat dit voor norovirus in ieder geval niet altijd een goede maat is, ofwel een hoog gehalte E. coli betekent niet altijd ook een hoog gehalte norovirus en andersom.
Men onderzoekt norovirus op basis van de aanwezigheid van een deel van het genetische materiaal, en (dus) is daarmee niet vastgesteld dat het om een actief virus gaat. Het is dus niet altijd duidelijk hoeveel risico dit oplevert voor de consument en waar de voedselveiligheidsnorm zou moeten liggen.
De Nederlandse productiegebieden worden onderzocht op norovirus en hepatitis A. Op dit moment wordt het onderzoek enkel gebruikt om data te verzamelen over de aanwezigheid van de virussen. Voor het norovirus is een Europees criterium in ontwikkeling. In tabel 3 en 4 staan de aantallen monsters weergegeven waarin norovirus en/of hepatitis A zijn aangetroffen.
Aantal monsters positief voor norovirus (GI en GII) en hepatitis A (HAV)
Jaartal | Aantal geanalyseerde monsters | Aantal monsters positief voor GI en of GII | Aantal monsters positief voor HAV |
---|---|---|---|
2017 | 79 | 10 | 0 |
2018 | 70 | 22 | 0 |
2019 | 119 | 31 | 0 |
2020 | 123 | 28 | * |
* Data 2020 nog niet bekend ten tijde van het schrijven van deze pagina
Aantal monsters positief voor norovirus per schelpdiersoort
Jaartal | Aantal monsters positief | Mosselen | Oesters | Kokkels | Ensis | Spisula |
---|---|---|---|---|---|---|
2017 | 10 | 3 | 1 | 1 | 5 | 0 |
2018 | 22 | 5 | 10 | 0 | 7 | 0 |
2019 | 31 | 18 | 2 | 3 | 7 | 1 |
2020 | 28 | 14 | 6 | 3 | 5 | 0 |
Aantal en percentage positieve monsters afgezet tegen het aantal genomen monsters voor norovirus per schelpdiersoort
Jaartal | Mosselen | Oesters | Kokkels | Ensis | Spisula |
---|---|---|---|---|---|
2017 | 3 - (27%) | 1 - (2%) | 1 - (10%) | 5 - (33%) | 0 - (0%) |
2018 | 5 - (56%) | 10 - (41%) | 0 -(0%) | 7 - (50%) | 0 - (0%) |
2019 | 18 - (33%) | 2 - (7%) | 3 - (20%) | 7 - (37%) | 1 - (25%) |
2020 | 14 - (30%) | 6 - (24%) | 3 - (23%) | 5 - (24%) | 0 - (0%) |
Nieuwe, onbekende mariene biotoxinen
Van een deel van de mariene biotoxinen is niet bekend in hoeverre ze voorkomen in productiegebieden in Europa of is de toxiciteit van de mariene biotoxine niet bekend. Voor deze mariene biotoxinen zijn dan ook (nog) geen maximumwaarden vastgelegd in de Europese of Nederlandse wetgeving.
Wel is een artikel in Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 opgenomen dat specifiek ingaat op het monitoren van nieuwe of onbekende mariene biotoxinen in productiegebieden. In 2017-2020 is door het WFSR (Wageningen Food Safety Research) onderzoek gedaan naar 3 verschillende nieuwe, onbekende groepen mariene biotoxinen in de Nederlandse productiegebieden (brevetoxinen, cyclische imines en blauwalgtoxinen).
In 2017 vond er een onderzoek plaats naar brevetoxinen (PbTX's). In geen van de 317 monsters zijn brevetoxinen aangetoond.
Aantal monsters positief voor de cyclische imines - spirolides (SPX’s), gymnodimines (GYM’s), pinnatoxines (PnTX’s)
Totaal aantal monsters | SPX s | GYM s | PnTX s |
---|---|---|---|
394 | 27 | 1 | 36 |
Het onderzoek naar cyclische imines vond plaats in 2018 en 2019. Onder de cyclische imines vallen spirolides (SPX's), gymnodimines (GYM's), pinnatoxines (PnTX's) en pteriatoxines (PtTX's). Het onderzoek heeft niet plaatsgevonden op PtTX, omdat hiervoor geen standaarden beschikbaar zijn.
Er zijn 394 monsters geanalyseerd, waarbij een aantal positieve monsters zijn, zie tabel 5. SPX en PnTX worden regelmatig aangetroffen in Nederlandse productiegebieden. Het heeft daarom de aanbeveling om deze stoffen te blijven volgen. Specifiek voor PnTX-G werd nader bekeken of het gemeten gehalte een mogelijk gevaar op kan leveren voor mensen.
Naar aanleiding van een risicobeoordeling van ANSES, het voedselveiligheidsagentschap in Frankrijk, wordt geen nadelig effect verwacht, maar was ook hierbij de aanbeveling om te blijven monitoren.
Aantal monsters positief voor blauwalgtoxines - microcystines (MC’s), nodularine (NOD), cylindrospermopsines (CYN’s) en anatoxines (ANA’s)
Totaal aantal monsters | MC s en NOD | CYN s | ANA s |
---|---|---|---|
232 | 1 | 60 | 2 |
In 2020 is gekeken naar blauwalgtoxines. Er is daarbij onderzoek gedaan naar een aantal veel voorkomende groepen blauwalgtoxines (microcystines (MC's), nodularine (NOD), cylindrospermopsines (CYN's) en anatoxines (ANA's)).
Er zijn 232 monsters onderzocht, waarbij verschillende groepen blauwalgtoxines zijn aangetroffen, zie tabel 6. Uit de risicobeoordeling van BuRO (Bureau Risicobeoordeling & onderzoek) blijkt dat er geen risico op acute effecten te verwachten zijn, maar dat wel geadviseerd wordt hierop te blijven monitoren. Data ontbreekt om over eventuele lange termijn effecten uitspraken te kunnen doen.