Toezicht op gebruik van pootgoed

Een van de belangrijkste waarborgen voor een bruin- en ringrot-vrije teelt van aardappelen, is het gebruik van pootgoed dat vrij is van deze ziekten. Het risico op een eventuele besmetting van het pootgoed met bruin- of ringrot is minimaal als deze is voorzien van een plantenpaspoort. In dat geval is pootgoed afkomstig van een vermeerderingslijn, waarbij het moedermateriaal jaarlijks is onderzocht op én vrij bevonden van bruin- en ringrot.

Het gebruik van eigen vermeerderd pootgoed wordt door NVWA als veilig beoordeeld mits het aan de hierna vermelde voorwaarden voldoet:

  • het pootgoed is slechts eenmaal op eigen bedrijf vermeerderd;
  • het pootgoed wordt uitsluitend op eigen bedrijf gebruikt voor teelt van consumptie-aardappelen.

Een laboratoriumonderzoek op ring- en bruinrot is daarbij niet vereist. Door toepassen van keuring door de NAK op ATR pootgoed en het conform TBM regels telen van pootgoed voor de teelt van zetmeelaardappelen kan dit worden gewaarborgd.

De overheid en het Productschap Akkerbouw hebben regelgeving opgesteld voor het gebruik van pootgoed. Na het opheffen van de Productschappen zijn de door het Productschap Akkerbouw opgestelde 'Teeltvoorschriften' opgenomen in de Regeling Plantgezondheid.

Onderzoek op ringrot

De teler die pootgoed gebruikt moet er ook voor zorgen dat dit vrij is bevonden van bruin- en ringrot. De gangbare vorm van onderzoek is bemonstering en toetsing. Als er een vrijstelling geldt voor bemonstering, zoals bij ATR pootgoed, is dit een administratieve beoordeling.

De teler moet kunnen aantonen dat er sprake is van pootgoed dat aan het voorgaande voldoet. In onderstaande tabel staat hoe dit wordt bewezen.

Herkomst en soort pootgoed

Bewijs (originele documenten)

Gecertificeerd pootgoed uit Nederland

Aangeleverd in zakken

NAK labelcertificaten (is tevens plantenpaspoort)

Gecertificeerd pootgoed uit Nederland

Los aangeleverd

NAK labelcertificaten (is tevens plantenpaspoort)

Pootgoed uit een ander EU land

Plantenpaspoorten

ATR pootgoed

Uitslag veldkeuring NAK

TBM pootgoed

Beoordelingsrapport Stichting TBM

Toezicht

Bij controle voor en tijdens uitplant of tijdens teelt kan de inspecteur van de NVWA de teler vragen om voor het aanwezige pootgoed de bewijzen te overleggen dat het aanwezige pootgoed getoetst is (zie Traceerbaarheid).

Traceerbaarheid

Als professionele teler van aardappelen (en andere planten) moet u de gegevens van de plantenpaspoorten van aangekocht pootgoed minimaal 3 jaar (na levering) in uw administratie bewaren. Zie ook artikel 69 ‘Traceerbaarheid’ van EU-Verordening (EU) 2016/2031

Concreet houdt dit in dat u de volgende gegevens minimaal 3 jaar moet bewaren:

  • alle NAK-labels
  • alle NAK-verzamelcertificaten 
  • alle buitenlandse plantenpaspoorten

Dit houdt ook in dat u als teler van consumptie- en/of zetmeelaardappelen per aangekochte partij pootgoed de volgende gegevens moeten vastleggen in uw administratie:

  • ras en maat
  • hoeveelheid
  • nummers/codes van labes
  • telernummer

Daarnaast moet u het afleverbewijs en de factuur bewaren.

Toezicht

Bij controle kan de inspecteur van de NVWA de aardappelteler vragen om een teeltplan te overleggen. Hierop zijn de aardappelpercelen weergegeven met vermelding van oppervlakten, geteelde rassen en per ras, welke pootgoedpartij gebruikt is of gaat worden (aangekocht of eigen pootgoed en per partij de maatsortering van het pootgoed). De inspecteur kan daarbij vragen naar de plantafstanden, hoeveelheid gebruikt pootgoed en of er sprake is van gebruik van gesneden pootgoed. Ook voorafgaand aan het poten kan gevraagd worden naar een teeltplan met vermelding van geplande oppervlaktes en hoeveelheden. Aan de hand van het teeltplan kan de controle doelmatig uitgevoerd worden.

Gebruik gecertificeerd pootgoed of eigen pootgoed volgens NAK, ATR of TBM regeling

De Regeling Plantgezondheid verplicht aardappeltelers in Nederland dat deze alleen (door de NAK of andere keuringsdienst) goedgekeurd pootgoed gebruikt. Dit pootgoed kan zijn aangekocht of zelf vermeerderd (en door de NAK gekeurd). Voor de zetmeelaardappelteelt is voor bepaalde zetmeelrassen eigen vermeerdering toegestaan 'TBM') in het 'Zetmeelaardappeltelend gebied'. Voor de consumptieaardappelteelt mag onder bepaalde voorwaarden ook eigen vermeerderd pootgoed worden gebruikt ('ATR').

Het toezicht op de naleving van dit onderdeel van de Regeling Plantgezondheid wordt uitgevoerd door de NAK. De benodigde bewijsstukken, administratie en teeltplan komen overeen met het genoemde onder punten 1 en 2.

Toezicht en overheid

Bij controles op het gebruik van getoetst pootgoed en het goed administreren van gegevens over (aangekocht) pootgoed kan de NVWA gebruik maken van verschillende methoden en instrumenten:

  • Onderzoek op de bedrijfslocatie. Inspecteurs hebben de toezichthoudende bevoegdheid om alle bedrijfsruimten te betreden om vast te stellen welke aardappelen aanwezig zijn.
  • Samenwerking NVWA en NAK. Door samen inspecties uit te voeren, kunnen gegevens van de inspectie door zowel NVWA als NAK gebruikt worden.
  • Monstername en rasidentificatie-onderzoek. Als de NVWA twijfel heeft of een partij pootaardappelen correct is geïdentificeerd, neemt de inspecteur een monster en wordt een rasidentificatie-onderzoek uitgevoerd.
  • Administratief onderzoek van de boekhouding van de aardappelteler.
  • Onderzoek naar de echtheid van documenten. Bij twijfel over de echtheid van documenten kan een falsificatie onderzoek uitgevoerd worden.