Regels voor het zelf doden van voederdieren

Houdt u voederdieren, zoals ratten, muizen, hamsters of cavia’s? Onder strenge voorwaarden mag u deze dieren zelf doden. Het is niet toegestaan om voederdieren als levende prooi gebruiken.

Wat zijn voederdieren?

Een voederdier (ook wel voedseldier of prooidier) is een dier dat in zijn geheel vervoederd wordt aan andere dieren. Bijvoorbeeld aan slangen, hagedissen, uilen of andere dieren die in gevangenschap worden gehouden.

Dierenwinkels, dierentuinen, roofvogelshows en opvangcentra voor vogels en reptielen gebruiken voederdieren, net als particulieren met een terrarium.

Welke dieren zijn voederdieren?

Dieren die vaak als voederdier gebruikt worden zijn ratten, muizen, konijnen, hamsters en cavia’s. Ook insecten worden vaak ingezet als voederdieren, maar er zijn momenteel nog geen richtlijnen voor het doden van insecten in de wet opgenomen. Daarom gaan we daar verder niet op in.

Ook eendagskuikens worden aan andere dieren gevoerd. Dit zijn mannelijke kuikens (haantjes) die overblijven bij het fokken van legkippen. Pluimveebedrijven mogen deze eendagshaantjes doden zolang ze jonger dan 72 uur zijn.

Gebruik geen levende voederdieren

Het is niet toegestaan om voederdieren te gebruiken terwijl ze nog leven. Dit is in strijd met de regels van het Besluit houders van dieren. Daarin staat dat een dier zo min mogelijk pijn en spanning mag ervaren en zo min mogelijk mag lijden als het gedood wordt.

Het gebruik van levende prooien zorgt voor onnodige pijn, spanning en lijden bij het voederdier. De doding vindt niet op een gecontroleerde manier plaats.

Regels voor het doden van voederdieren

Houdt u zelf voederdieren, privé of voor de organisatie waar u werkt? Dan mag u deze dieren zelf doden voor u ze aan andere dieren voert. U hoeft hier geen dierenarts voor in te schakelen. Voorwaarde is wel dat u het welzijn van het dier voorop stelt. Elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden moet het dier bespaard blijven.

Algemene regels

Voor het doden van dieren gelden regels. De algemene regels staan in het Besluit houders van dieren. Dit zijn de belangrijkste regels uit het Besluit houders van dieren:

  • Bespaar de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden.
  • Dood de dieren alleen zelf als u dit vakkundig kunt doen. U moet over de juiste kennis en vaardigheden beschikken om de dieren snel en pijnloos te doden.
  • Gebruik een methode waarbij de dood onmiddellijk intreedt. Anders moet u de dieren eerst bedwelmen. Dit betekent dat u ze eerst bewusteloos maakt.
  • Maakt u gebruik van apparatuur? Gebruik deze volgens de instructies van de fabrikant en onderhoud de apparatuur goed.

Zo mag u de dieren niet doden

Er bestaan verschillende methoden om dieren te doen. De volgende methodes zijn niet toegestaan. Er is te veel risico dat de dieren onnodig lijden of onnodige pijn en spanning ervaren.

  • injectie met euthanasie- of narcosemiddel
    Alleen dierenartsen mogen deze middelen gebruiken.
  • vergassen met narcosemiddel

Alleen dierenartsen mogen deze middelen gebruiken.

  • tegen de muur slaan of op de grond werpen
    Het risico dat het dier niet wordt gedood, is hierbij te groot.
  • stikken, bijvoorbeeld in een afgesloten ton
    Het duurt te lang voor de dood intreedt.
  • bevriezen of verdrinken
    Het duurt te lang voor de dood intreedt en het dier heeft zeer veel stress. Er is een uitzondering: bevriezing met stikstof is wel toegestaan bij muizen en ratten die jonger dan 5 dagen zijn.

Controleer of de dieren echt dood zijn

Gebruik dieren pas als voederdier als u zeker weet dat ze dood zijn.

  • Een dood dier beweegt niet en maakt geen geluid.
  • Er is geen ademhaling, de borst en de buik bewegen niet.
  • Er is geen hartslag.
  • De pupillen van het dier zijn groot. Als u er met licht in schijnt, blijven ze groot. De pupilreflex ontbreekt.
  • Als u het oog aanraakt is er geen enkele reactie. De oogleden gaan ook niet dicht. De corneareflex ontbreekt.

Zo houden wij toezicht

De NVWA is een van de toezichthouders op het gebied van dierenwelzijn. Daarom controleren we bij een inspectie ook hoe u omgaat met voederdieren. Als we een overtreding constateren, handhaven wij volgens ons interventiebeleid (via het Specifiek interventiebeleid Dierenwelzijn).

Constateren we dat u de voederdieren levend voert? Bijvoorbeeld omdat we zien dat er levende muizen in een terrarium rondlopen? Dan handelt u in strijd met de wet en grijpen we in. Dit gebeurt ook als we zien dat u zich niet aan de algemene regels voor het doden houdt.

Bij de inspectie vragen we ook wie de dieren doodt. Deze persoon moet over de juiste kennis en vaardigheden beschikken om de dieren snel en pijnloos te doden. U moet kunnen aantonen dat deze persoon vakkundig is.

Landelijke Inspectiedienst Dierenwelzijn houdt ook toezicht

Wij controleren vooral bij bedrijven. De Landelijke Inspectiedienst Dierenwelzijn (LID) houdt toezicht op het welzijn van hobby- en gezelschapsdieren. Deze dienst is verbonden met de Dierenbescherming. Als particulier kunt u controle krijgen van inspecteurs van LID.