Controles op contaminanten in levensmiddelen
De NVWA houdt toezicht op voedselveiligheid. Daarom controleren we ook of levensmiddelen niet meer contaminanten bevatten dan wettelijk is toegestaan. Onze werkwijze staat beschreven in het Nationaal Plan Contaminanten (NPC). Bedrijven moeten zelf ook controleren of hun producten veilig zijn en voldoen aan de wettelijke eisen.
Controles volgens Nationaal Plan Contaminanten
Wij houden vooral toezicht op contaminanten via het Nationaal Plan Contaminanten (NPC). Dit is een controleprogramma. Sinds 2023 zijn alle EU-lidstaten wettelijk verplicht om zo’n controleprogramma hebben.
In het NPC staat onder andere:
- welke levensmiddelen worden bemonsterd
We kijken naar producten van dierlijke en niet-dierlijke oorsprong. - op welke contaminanten wij controleren
We kijken naar product-stofcombinaties. - waar levensmiddelen worden bemonsterd
We controleren in heel Nederland bij importeurs, productiebedrijven, grenscontroleposten, boerderijen, slachthuizen, groothandels, distributiecentra van grootwinkelbedrijven en retailbedrijven. Ook nemen we monsters aan de buitengrens van de EU: bij de grenscontroleposten, in havens of op luchthavens. - wanneer levensmiddelen worden bemonsterd
Sommige controles doen we het hele jaar door, anderen alleen in een specifieke periode. - hoe we de controles uitvoeren
Wij houden risicogericht toezicht. Dat wil zeggen dat we vooral controleren in situaties waar meer risico is op overtredingen. Maar we nemen ook steekproeven. De controles doen we op verschillende plaatsen in de keten, aan de hand van representatieve monstername. De analyses laten we uitvoeren door geaccrediteerde laboratoria. - hoe vaak we de controles uitvoeren
Bij producten van dierlijke oorsprong is dit afhankelijk van het aantal dieren dat het voorgaande jaar in Nederland is geslacht, gevangen of geproduceerd. Bij producten van niet-dierlijke oorsprong doen we vooral risicogerichte controles. We kijken onder meer naar product-stofcombinaties waar eerder problemen mee waren. Ook baseren we ons op wetenschappelijke literatuur en houden we rekening met trends en/of nieuwe risico’s.
Regels voor monstername
Voor de monstername gelden strenge wettelijke eisen. Deze staan onder meer in de EU-Verordeningen 333/2007, 401/2006, 2017/644, 2015/705, 2022/1428. Een monster moet representatief zijn voor de hele partij. Daarom staat in de wet bijvoorbeeld hoeveel grepen er uit een partij levensmiddelen nodig zijn. Dit kan per verschillen per levensmiddel, contaminant en grootte van de partij.
Levensmiddelenbedrijven kunnen ervoor kiezen om deze wettelijke voorschriften ook aan te houden bij hun eigen controles. Dit is niet verplicht. Maar zij moeten wel kunnen onderbouwen dat hun monsters representatief zijn.
Regels voor analyse
Er worden ook eisen gesteld aan de laboratoria die de analyse doen. Zij moeten hiertoe bevoegd zijn. Wij laten de analyses meestal uitvoeren door het laboratorium van het Wageningen Food Safety Research (WFSR).
Toetsen meetresultaat
Wij controleren of het meetresultaat voldoet aan de maximum limiet (ML) voor contaminanten. Hierbij houden we rekening met meetonzekerheid.
Meetonzekerheid
Het laboratorium rapporteert het analyseresultaat. In de rapportage staat ook altijd wat de meetonzekerheid is. Het gemeten gehalte kan namelijk iets afwijken van het werkelijke gehalte. Dit is onder meer afhankelijk van de gebruikte analysemethode.
Bij onze beoordeling gaan wij uit van het analyseresultaat minus de meetonzekerheid. We keuren levensmiddelen pas af als het gehalte ook na het toepassen van meetonzekerheid nog boven de ML uitkomt.
Levensmiddelenbedrijven mogen zelf geen meetonzekerheid toepassen. Zij moeten er namelijk zeker van zijn dat hun levensmiddelen voldoen aan maximumgehaltes (ML) voor contaminanten. Als het analyseresultaat (zonder toepassing van meetonzekerheid) boven de ML uitkomt, moeten zij dit bij ons melden.
Voorbeeld meetonzekerheid
In een monster pinda’s wordt een gehalte van 3 µg/kg aflatoxine B1 aangetoond, waarbij een meetonzekerheid van 50% wordt gerapporteerd. EU Verordening 2023/915 omschrijft een maximumgehalte (ML) voor aflatoxine B1 in pinda’s van 2 µg/kg.
- Heeft de NVWA het monster genomen?
De werkelijke meetwaarde (3 µg/kg) uit dit voorbeeld kan tussen de 1,5 µg/kg (X-meetonzekerheid) en (X+meetonzekerheid) 4,5 µg/kg liggen. Er is dus 50% kans dat de werkelijke meetwaarde onder de ML ligt en aan de wetgeving voldoet. De NVWA treedt in dit geval niet op. Voorwaarde is wel dat het analyseresultaat uit eigen monstername van de NVWA volgt.
- Heeft het bedrijf het monster genomen?
De werkelijke meetwaarde (3 µg/kg) uit dit voorbeeld kan tussen de 1,5 µg/kg (X-meetonzekerheid) en (X+meetonzekerheid) 4,5 µg/kg liggen. Er is dus 50% kans dat de werkelijke meetwaarde boven de ML ligt en niet aan de wetgeving voldoet. Het bedrijf moet concluderen dat het analyseresultaat niet voldoet aan de ML. Het bedrijf moet daar melding van doen bij de NVWA en bijbehorende acties uitvoeren.
Meetresultaten helpen voedselveiligheid verbeteren
Net als andere EU-lidstaten delen wij de meetresultaten met de Europese Commissie en de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA). De Europese Commissie gebruikt de gegevens onder meer om het beleid aan te scherpen en zo de voedselveiligheid te verbeteren.
Steeds betere controles
Wij onderzoeken steeds of het mogelijk is om de controles verder te verbeteren. Zo nodig nemen we extra monsters. Ook kijken we naar nieuwe en snellere of gevoeligere analysemethodes voor contaminanten.