Vogelgriep "Een dankwoord van pluimveehouders, dat is het grootste compliment"
De pluimveesector schudde op zijn grondvesten, na de eerste vogelgriepuitbraak in Nederland in 2003. Meer dan 30 miljoen dieren moesten worden geruimd om verdere verspreiding te voorkomen. Na die eerste uitbraak viel de stilte in, tot 2014. Sindsdien keert vogelgriep bijna jaarlijks steeds wat heviger terug, zo lijkt het. Alleen was 2021 overduidelijk anders.
Er waren uitbraken in zo'n veertig gebieden. Sinds 26 oktober gold een landelijke ophokplicht voor pluimveebedrijven en een landelijke afschermplicht voor hobbyhouders. En grote uitbraken betekenen grote consequenties. In de eerste plaats voor dieren, die ziek worden of komen te overlijden, maar ook voor bijvoorbeeld handelsbelangen en de sector. Dat vraagt om voorkomen als het kan, en aanpakken als moet. Daarom werd na de uitbraak van varkenspest in 1997 een dierziektebestrijdingsorganisatie opgericht met centrale aansturing. Er werden dierziektedeskundigen opgeleid en na de veeziekte mond-en-klauwzeer in 2001 en de vogelgriepcrisis van 2003 is gestart met opleidingen voor de zogenoemde frontteams; die worden ingezet bij ruimingen. Medewerkers van de NVWA kunnen zich als vrijwilliger aanmelden bij zo'n frontteam.
Blijven doorgaan
NVWA’s Incident- en Crisiscentrum (NVIC), bestaande uit 13 medewerkers onder wie dierenartsen, data-experts en administratief medewerkers, behandelt per jaar zo’n duizend à 1.200 meldingen van dierziekten. Afgelopen jaren lijkt de ernst van de vogelgriepuitbraken toe te nemen, vertelt teamleider Arco van der Spek. "Alleen was afgelopen jaar wel heel heftig. En naast alle meldingen van vogelgriep blijven alle overige meldingen van andere dierziekten ondertussen natuurlijk doorgaan. Het is een drukke en lastige tijd, want je weet nooit wanneer het afgelopen is. Werken op een incidentafdeling is dan ook geen 9-tot-5-baan. Daar zijn we op ingesteld, we hebben immers voor dit werk gekozen, maar soms raakt het wel je privéleven. Want ook 's avonds en in het weekend sta je klaar. We zijn een hecht team en blijven elkaar motiveren. Met dagstarts, door elkaar te helpen en zo de energie te vinden om te blijven doorgaan."
Als er verdenkingen zijn van dierziekten, komen de meldingen vanuit het hele land binnen bij het NVIC via het Landelijk meldpunt dierziekten. Het team houdt zich met team Preparatie & innovatie en de afdeling Incident- & crisisbeheersing bezig met de voorbereiding en coördinatie van mogelijke uitbraken. Denk aan het schrijven van draaiboeken, het verzorgen van instructies en van opleidingen en trainingen.
Werkdruk
Na een melding van een uitbraak bij een bedrijf stelt Van der Spek het ministerie van LNV op de hoogte. Vanuit het NVIC worden opdrachten uitgezet naar de dierziektendeskundigen die ter plaatse poolshoogte nemen, samen met de bedrijfsdierenarts en een dierenarts van de Gezondheidsdienst voor Dieren. Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) onderzoekt de monsters die worden genomen. Bij een positieve uitslag moet er worden overgegaan tot een ruiming van de dieren op het bedrijf. Het NVIC roept dan een frontteam op en schakelt de contractpartijen in die nodig zijn bij een ruiming. Ook de burgemeester, de GGD en het LCI (expertisecentrum Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding, red.) worden geïnformeerd over de uitbraak. Als je wordt ingezet bij een ruiming, dan ontvang je virusremmer Tamiflu vanuit de GGD. Omdat vogelgriep een zoönose is, moet je gevaccineerd zijn tegen de humane griep.
Naast het ruimen van het besmette bedrijf, worden alle pluimveebedrijven die in 3 kilometer rond dit bedrijf liggen, bezocht en bemonsterd. Dat kan variëren van enkele bedrijven tot tientallen. De bedrijven die in de 10-kilometerzone liggen worden telefonisch geïnformeerd en geïnventariseerd. "Dat zorgt voor veel werkdruk, zeker als het gaat om zoveel gebieden, zoals nu."
Emoties
Werk je bij het crisis- en incidentteam, dan houd je je vaak bezig met het brengen van slecht nieuws. "Voor de dierenartsen die de bedrijven bezoeken, bieden we trainingen met acteurs in de rol van veehouders. Maar ook voor een kantoorteam heeft het werk een emotionele kant. Het blijven slechtnieuwsgesprekken. Soms raakt een bedrijf meerdere keren besmet. Die boodschap brengen wij. Dat is heftig. We moeten aandacht blijven hebben voor hoe we dat doen."
De lijnen met het ministerie van LNV, waarmee Van der Spek dagelijkse overlegt, en de brancheorganisatie voor de pluimveesector Avined zijn kort. "We kunnen niet alles, maar we proberen met elkaar altijd oplossingen te vinden."
Vogelgriepteam
Een jaar met zo’n hoog aantal besmettingen is voor een incident- en crisisteam moeilijk vol te houden, vertelt de teamleider. "Daarom willen we eigenlijk een apart vogelgriepteam dat zich bij een volgende uitbraak alleen maar daarop toelegt. Zo ontstaat er ruimte voor de rest van het team om zich bezig te houden met andere meldingen, die natuurlijk ook gewoon doorgaan."
Het grootste compliment, vindt Van der Spek, komt vanuit de sector en de veehouders van de bedrijven zelf. "Ruimingen zijn en blijven verschrikkelijk. En toch bedanken veehouders ons vaak voor de manier waarop we dat aanpakken en hoezeer we hebben geholpen om een moeilijke tijd door te komen. Dat is heel fijn."
Petra de Jong, dierenambulance Noord-West Veluwe: "De ernst van de vogelgriep is niet te vergelijken met voorgaande jaren"
De Dierenambulance, dat besmette en dode vogels uit de natuur verwijdert, kijkt terug op een 'intensieve periode'. Petra de Jong van de Dierenambulance Noord-West Veluwe: "De ernst van de vogelgriep is niet te vergelijken met voorgaande jaren. Naast dat het arbeidsintensief is en de kosten hoog zijn, is het ook op mentaal vlak af en toe zwaar. Van alle kanten zijn de zorgen groot, ook soms om onze eigen gezondheid. Wat als we zelf ziek worden? Ook al is de kans niet zo groot en de klachten meestal mild. De vogelgriep grijpt zó om zich heen, het is overal en kan op ieder moment opduiken. En het probleem is groter dan de pluimveehouderijen alleen, vogelgriep komt voor een deel immers binnen via trekvogels. Daar valt haast niet tegenop te ruimen." Soms was onduidelijk of vogels binnen een vervoersverbod door de Dierenambulance mochten worden vervoerd, vertelt De Jong. "Ondanks dat het contact met de NVWA helder en duidelijk is, was toch soms niet duidelijk tot wie we ons konden wenden met vragen. Zoals de vraag wie, zoals waterschappen en terreinbeheerders zoals Staatsbosbeheer, waarvoor nu precies verantwoordelijk is. Een protocol waarin precies beschreven staat welk onderwerp onder wiens verantwoordelijkheid valt en wat de Dierenambulance wel en niet mag, zou helpen in de samenwerking."