Advies van BuRO over de transportwaardigheid van afgemolken melkkoeien
Laat door de directies Handhaven en Keuren van de NVWA een uniform beoordelingsprotocol opstellen om te beoordelen of afgemolken melkkoeien wel of niet vervoerd mogen worden. Dit protocol moet ervoor zorgen dat het dierenwelzijn verbetert en het toezicht op transportwaardigheid op een meer uniforme manier plaatsvindt. Dit advies geeft BuRO aan de inspecteur-generaal van de NVWA en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Aanleiding en vraagstelling
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft de Tweede Kamer toegezegd dat de NVWA erop toeziet dat de sector zijn verantwoordelijkheid neemt om alleen transportwaardige dieren te vervoeren. In dat kader heeft de minister ook aangegeven dat de uniformiteit bij het beoordelen van de transportwaardigheid dient te worden verbeterd. Uitgangspunt daarbij is dat de bestaande Europese richtsnoeren als basis gaan gelden voor de uniformering van het toezicht op transportwaardigheid.
De Directie Keuren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft BuRO gevraagd een fitheidscore te beschrijven in relatie tot het voorgenomen transport bij (extreem) vermagerde runderen. Die fitheidsscore, liefst met indicatie van acceptabele transportduur, zou moeten helpen dierenartsen objectiever goed- of af te keuren opdat er minder (liefst geen) koeien bij slachthuizen aankomen die bij aankomst niet transportwaardig blijken of zelfs gestorven zijn.
Naar aanleiding van dit verzoek heeft BuRO onderzoek gedaan met de volgende vraagstelling:
- Welke risico's voor dierenwelzijn vloeien voort uit de huidige praktijk van afvoeren van afgemolken melkkoeien?
- In welke mate kunnen deze geïdentificeerde risico's worden verlaagd door het hanteren van meer objectieve en uniforme, wetenschappelijk geborgde beoordelingscriteria?
- In hoeverre kan bij een risicobeoordeling van dierenwelzijn voor het dier het voorgenomen transport, met name de lengte in afstand en tijdsduur, meegenomen worden?
Antwoord op de vragen
De belangrijkste risico’s voor afgemolken melkkoeien die worden vervoerd naar binnen- of buitenlandse slachthuizen bestaan uit extra ongerief en lijden door kort of langer durend transport. Voor die dieren die vooraf aan het transport lichte of ernstiger afwijkingen vertonen is de kans groot dat het lijden toeneemt. Bij afgemolken melkkoeien komen lichte of ernstiger afwijkingen relatief veel voor. Ook lijkt er een perverse prikkel te zijn ontstaan door de boeteclausule bij sterfte op het bedrijf in het "KoeData" systeem om risicodieren in slechte conditie af te voeren voordat ze op het bedrijf sterven.
Het ongerief en lijden wordt veroorzaakt door (herhaald) in-en uitladen, verblijf op verzamelplaatsen, en (herhaald) transport in de veewagen, waarbij een langere duur de impact van het lijden en ongerief verergert, hetgeen in de literatuur is aangetoond na een gemiddelde reisduur van circa 3 uur.
Het is mogelijk gebleken meer objectieve en uniforme, wetenschappelijk geborgde beoordelingscriteria van transportwaardigheid voor afgemolken runderen op te stellen. Omdat bekend is dat voor dieren met (lichte) afwijkingen het lijden door langdurig transport en (herhaald) in- en uitladen verergert, dient voor deze categorie dieren de toegestane transportduur en -afstand te worden beperkt. Indien bij afgemolken koeien bij de beoordeling één of meer nog nader vast te stellen grenswaarden van risicofactoren worden overschreden, kan worden aangegeven dat 1) het dier geheel niet transportwaardig is en dientengevolge niet mag worden vervoerd, of 2) het dier alleen kort mag worden vervoerd naar een slachthuis zonder tussenstops met een beperkte maximale reisduur en/of afstand. Onverlet blijft hierbij de mogelijkheid extra voorzorgen te verlangen afhankelijk van de conditie van het dier.