Advies van BuRO over aanpassing van het SSO-monitoringsprogramma

Voer aanpassingen door in de bemonsteringsplannen van het Sanitair Schelpdier Onderzoek (SSO). Dat beschermt volgens BuRO de voedselveiligheid beter, omdat biotoxines in mosselen en oesters eerder gesignaleerd kunnen worden.

BuRO adviseert de inspecteur-generaal om de volgende aanpassingen aan het Sanitair Schelpdier Onderzoek in te voeren:

  • Start een (meerjarig) onderzoek om de bemonstering van biotoxines en fytoplankton(gemeenschappen) te optimaliseren. Neem hierin het volgende mee:
    • Scherp de monitoringsfrequentie aan voor tetrodotoxine (TTX) van partijen schelpdieren met een TTX-gehalte boven de norm.
    • Optimaliseer de locaties en het aantal monsterpunten per (deel)productiegebied, omdat de kans aanwezig is dat er tweekleppige weekdieren met te hoge TTX-concentraties op de markt komen, met een risico voor de voedselveiligheid.
  • Neem in de monitoring ook opkomende mariene toxines op, zoals palytoxines en cyclische imines.
  • Bemonster, in geval van perioden met hoge fytoplanktondichtheden, frequenter, opdat er meer zicht komt op de relatie tussen vorming van toxines en fytoplanktondichtheden. Stel de monitoring vooral in op soortniveau en soortgemeenschappen.
  • Attendeer de sector dat bepaalde toxines (zoals TTX) in een relatief korte periode (binnen enkele dagen) boven de norm kunnen uitkomen en vraag de sector daarnaar te handelen.

Sanitair Schelpdier Onderzoek (SSO)

In het huidige SSO worden de aanwezigheid van potentieel toxine producerende fytoplanktonsoortgroepen en de aanwezigheid van bepaalde mariene biotoxines in tweekleppige weekdieren gemonitord.

Aanleiding

De NVWA ziet onder meer in de productiegebieden voor tweekleppige weekdieren toe op basis van een overschrijding van de norm voor de dichtheid van potentieel toxine producerend fytoplankton. Regelmatig worden door deze normoverschrijdingen maatregelen opgelegd zonder dat wettelijke overschrijdingen van de biotoxineconcentraties in de producten worden aangetroffen. Dit leidt tot extra administratieve lasten voor de NVWA en verhoogde kosten voor de sector.

De NVWA heeft aan WFSR (Wageningen Food Safety Research, voorheen RIKILT) gevraagd de huidige manier van monitoring en regulering te evalueren en alternatieven in ogenschouw te nemen. Uitgangspunt was dat het risico voor de volksgezondheid niet mag toenemen. Vervolgens heeft de NVWA aan bureau Risicobeoordeling & onderzoek (BuRO) gevraagd of de aanpassing van de door WFSR voorgestelde werkwijze t.a.v. de huidige bemonstering van schaal- en schelpdieren ten minste dezelfde (en zo mogelijk zelfs betere) bescherming biedt van de consument tegen toxines in tweekleppige weekdieren.

Daarnaast heeft BuRO de vraag gesteld of de systematiek van monsternames via de vaste monsterpunten in de productiegebieden voor tweekleppige levende weekdieren voldoende dekkend is en er, met zowel de huidige als de voorgestelde WFSR-aanpak, een kans bestaat dat schelpdieren toxines bevatten die een voedselveiligheidsrisico kunnen vormen.