Silica: nano in een bekend ingrediënt
Het additief E551, dat als antiklontermiddel in verschillende levensmiddelen wordt toegevoegd, bestaat uit fijn verdeeld siliciumdioxide, silica.
De primaire deeltjes kunnen afmetingen hebben in het nanogebied; silica heeft een sterke neiging tot aggregeren, maar volgens de huidige definitie van de EU is er toch sprake van een nanomateriaal vanwege de afmeting van de primaire deeltjes. Voor een uitspraak over de mogelijke gezondheidsrisico’s van nanosilica in levensmiddelen is informatie over de opname in het lichaam en eventuele ophoping in weefsels van groot belang. Hoewel silica al heel lang is toegelaten als additief, is onderzoek naar de specifieke nano-eigenschappen nog niet zo lang mogelijk.
In ACSNano meldden Nederlandse onderzoekers dat nanosilica in een gesimuleerd spijsverteringsproces niet oplost. Dit geldt zowel voor referentie-nanodeeltjes als voor het additief E551 dat voor een deel uit nanodeeltjes bestaat. Dit resultaat wijst erop dat in de darm nanodeeltjes beschikbaar zijn, die opgenomen kunnen worden.
In een artikel in Nanotoxicology hebben Nederlandse onderzoekers geanalyseerd in hoeverre de beschikbare informatie over (nano)silica voldoende is voor een risicobeoordeling. Hierbij zijn de uitkomsten gebruikt van de gesimuleerde spijsvertering. De onderzoekers concludeerden dat het belangrijk is om te onderzoeken of nanosilica via de darmwand wordt opgenomen en in welke weefsels en organen het dan terecht kan komen. RIKILT heeft daarom in opdracht van NVWA onderzocht wat er gebeurt als ratten in hun voer verschillende hoeveelheden nanosilica krijgen. Er werd geen duidelijke dosis-effectrelatie gevonden maar omdat er aanwijzingen waren voor weefselschade in de lever na langdurige blootstelling merkten de onderzoekers op dat er aanleiding is tot verder onderzoek. Tijdens een internationale bijeenkomst georganiseerd door BuRO op 10 en 11 oktober 2013 zijn onder andere deze voorlopige resultaten besproken.
Uit dit voorbeeld blijkt dat het zinvol is om ook stoffen die al lang bekend zijn en als veilig worden beschouwd, nader te onderzoeken met specifieke aandacht voor het nanokarakter van de primaire deeltjes.