Onderzoeksresultaten SPF zonnebrandmiddelen 2023
Op zonnebrandmiddelen staat een beschermingsfactor: de Sun Protection Factor (SPF). In 2023 onderzocht de NVWA of zonnebrandmiddelen inderdaad de SPF hebben die op het etiket staat. Hierbij gebruikten we een nieuwe onderzoeksmethode. Die liet andere resultaten zien dan de onderzoeksmethode die normaal wordt gebruikt.
In het kort: soms lagere SPF bij nieuwe onderzoeksmethode
We onderzochten 54 zonnebrandmiddelen van verschillende merken. We controleerden of de juiste SPF op het etiket stond vermeld. De zonnebrandmiddelen werden willekeurig gekozen. Het ging om:
- 21 producten met factor 30(+)
- 33 producten met factor 50(+)
De meeste fabrikanten bepalen de SPF door het zonnebrandmiddel op de huid van een proefpersoon aan te brengen. Ze kijken dan hoe snel de huid rood kleurt. Wij gebruikten een nieuwe onderzoeksmethode, waarbij geen proefpersonen nodig zijn. Bij deze nieuwe onderzoeksmethode viel de SPF soms lager uit dan bij de methode die fabrikanten gebruiken.
Onderzoeksresultaten: verschillende methoden, verschillende resultaten
Door de schadelijke UV-straling van de zon kan de huid verbranden, en op de lange termijn kan deze straling leiden tot huidveroudering en ernstigere huidaandoeningen. Zonnebrandmiddelen bieden bescherming tegen UV-straling. Deze bescherming wordt door fabrikanten vaak uitgedrukt met de SPF. Hoe hoger de SPF van een middel, hoe hoger de bescherming. Er zijn verschillende manieren om de SPF te bepalen.
Onderzoeksmethoden: in vivo en in vitro
Fabrikanten bepalen de SPF meestal met een in vivo onderzoeksmethode. Hierbij brengen ze zonnebrandmiddel aan op de huid van een proefpersoon. Die wordt dan blootgesteld aan UV-straling, net als iemand die in de zon zit. Een dag later stelt een getrainde onderzoeker vast in hoeverre de huid rood verkleurd of verbrand is.
Wij onderzochten 54 zonnebrandmiddelen met een in vitro onderzoeksmethode. Hierbij zijn geen proefpersonen nodig. Een robot brengt het zonnebrandmiddel aan op een kunststof plaatje. Dit plaatje wordt bestraald met een lamp. Het licht van deze lamp is vergelijkbaar met het licht van de zon. Vervolgens meten we hoeveel UV-straling er door dit plaatje heen komt.
De in vitro onderzoeksmethode is nog erg nieuw. In 2019 heeft Cosmetics Europe¸de Europese brancheorganisatie voor de cosmetica- en persoonlijke verzorgingsindustrie, deze methode voor het eerst beschreven in een protocol. De in vitro methode is makkelijker uit te voeren dan de methode die de fabrikanten toepassen. Er zijn minder menselijke handelingen en beoordelingen nodig. Dat maakt de in vitro methode ook robuuster dan de in vivo methode: er is minder risico op een meetfout of op variaties in de uitkomsten.
Beide methoden toegepast
Nadat we de producten hadden getest volgens de in vitro methode hebben we een aantal producten ook laten testen volgens de in vivo methode. Dit gebeurde in een onafhankelijk laboratorium. Bij sommige producten vond het laboratorium een andere SPF dan wij hadden gemeten met de in vitro methode. Daarmee werd duidelijk dat verschillende onderzoeksmethoden kunnen leiden tot verschillende onderzoeksresultaten.
Bij sommige producten waren de verschillen groot. De SPF viel lager uit als deze werd gemeten met de nieuwe in vitro methode. Dit is opmerkelijk. Een mogelijke verklaring is dat er bij de oudere in vivo methode vooral wordt gelet op de roodheid van de huid. Maar in zonnebrandmiddelen zitten soms stoffen die voorkomen dat de huid rood kleurt. De huid is dan misschien niet rood, maar dat is nog geen bewijs dat de zonnebrandmiddelen de schadelijke UV-straling helemaal hebben tegengehouden. Bij de in vitro methode kijken we juist wel in hoeverre de UV-straling wordt tegengehouden.
Hoe hebben wij gehandhaafd?
Momenteel gebruiken de meeste fabrikanten van zonnebrandmiddelen de in vivo onderzoeksmethode om de SPF te bepalen. Dat is wettelijk gezien ook toegestaan. Als zij de gemeten SPF op het etiket vermelden, werken ze volgens de eisen van Cosmeticaverordening EG 1223/2009, het Warenwetbesluit cosmetische producten 2011 en EU-verordening 655/2013. In de laatste staan regels voor beweringen of claims, zoals het vermelden van de SPF.
Maar fabrikanten moeten er ook voor zorgen dat hun producten veilig zijn. Daarom hebben wij erop gewezen dat de in vitro onderzoeksmethode soms tot andere resultaten leidt en een lagere SPF laat zien. Dit kan voor fabrikanten een reden zijn om hun eigen onderzoek te herzien.
Bij 3 producten viel de SPF niet alleen lager uit als er werd getest volgens de in vitro methode, maar ook als er werd getest volgens de in vivo methode. Als een in vivo gemeten SPF afwijkt van die op het etiket, voldoet de fabrikant niet aan de wettelijke eisen. In die gevallen hebben wij gehandhaafd volgens ons interventiebeleid.
Vervolgaanpak: meer onderzoek
Consumenten moeten erop kunnen vertrouwen dat zonnebrandmiddelen doen wat zij beloven. Daarom is meer onderzoek nodig.
We hebben onze onderzoeksresultaten gedeeld met de betreffende fabrikanten en de Nederlandse brancheorganisatie voor cosmetische producten. Wij gaan monitoren hoe zij hiermee omgaan. We verwachten dat de branche nu zelf onderzoek gaat doen en waar nodig de SPF op de producten gaat aanpassen of de formulering van de producten verandert zodat deze aan de vermelde SPF voldoen.
Ondertussen doet Bureau Risicobeoordeling & onderzoek (BuRO) van de NVWA ook onderzoek. BuRO gaat na hoe bescherming tegen de zon het best gemeten kan worden. Hierbij maakt BuRO gebruik van de meest recente wetenschappelijke inzichten rondom de risico’s van de zon. De verwachting is dat BuRO hier in 2024 een advies over uitbrengt.
Door de Europese Commissie is een speciale werkgroep opgericht om de uit 2006 daterende Aanbeveling rondom zonnebrandproducten te herzien. Het Ministerie van VWS neemt namens Nederland deel aan deze werkgroep. Vertegenwoordigers van de branche en (Europese) consumentenorganisaties sluiten ook aan. Deze werkgroep komt in juni 2024 voor het eerst in Brussel bij elkaar, en zal gebruikmaken van onze onderzoeksresultaten.